Landbouwgebieden bieden een leefomgeving voor een brede waaier aan soorten waarbij veel soorten ook afhankelijk van dit agro-ecosysteem. Tegelijk is de landbouw afhankelijk van de ecosysteemdiensten die geleverd worden door soorten in het systeem, zoals bestuivers en natuurlijke plaagbestrijders. Andere organismen dragen bij aan de onderdrukking van ziekten of onkruiden of aan de nutriëntencyclus en de waterhuishouding. De groepen organismen die deze ecosysteemdiensten leveren worden wel “functionele groepen” genoemd. De intensivering van landbouw, met o.a. het verlies van natuurlijke landschapselementen en het gebruik van synthetische gewasbeschermings- en bemestingsmiddelen is een van de belangrijkste oorzaken voor de steeds duidelijker gedocumenteerde afname van biodiversiteit in landbouwgebieden en daarbuiten. De natuurlijke bestrijding van plagen en bestuiving van landbouwgewassen, veelal geleverd door insecten en andere geleedpotigen, komen hierdoor in het gedrang. Om de landbouw duurzamer te maken, is het nodig om deze ecosysteemdiensten te herstellen. In het algemeen wordt gedacht dat een gericht landschapsbeheer daarbij belangrijk is.
In dit rapport evalueren we de effecten van gericht samengestelde landschapselementen op genoemde ecosysteemdiensten. Deze gerichte biodiversiteitsverhoging kan op verschillende manieren worden bereikt, zoals door de aanleg van specifiek samengestelde bloemrijke akkerranden of houtige landschapselementen zoals hagen, maar ook door bv mengteelten, strokenteelten en bosakkerbouw. Door deze maatregelen af te stemmen op de functionele groepen die de ecosysteemdiensten leveren, kunnen deze effectiever ondersteund worden, een concept dat Functionele Agrobiodiversiteit (FAB) is gaan heten.
Je kan het volledige rapport hier lezen.